Samenwerken 4/5
“En Hij droeg hun op dat zij allen in groepen zouden gaan zitten in het groene gras. En zij gingen zitten in groepen van honderd en van vijftig. En toen Hij de vijf broden en de twee vissen genomen had, keek Hij omhoog naar de hemel, zegende ze, brak de broden en gaf ze aan Zijn discipelen, opdat zij die aan hen zouden voorzetten; en de twee vissen verdeelde Hij onder allen. En zij aten allen en werden verzadigd. En zij namen twaalf manden vol met stukken brood op, en van de vissen. En die de broden gegeten hadden, waren ongeveer vijfduizend mannen.”
In dit stukje lezen we over het bekende wonder van de broodvermenigvuldiging, waarbij Jezus met een klein beetje voedsel een grote menigte voedt. Het begint met de bereidheid van een jongen om zijn bescheiden lunch aan te bieden en Jezus' instructie om de mensen in groepen te laten zitten. Het is opmerkelijk hoe Jezus in dit proces zowel Zijn discipelen als de menigte betrekt.
Zoals we eerder zagen herinnert dit verhaal ons eraan dat, hoe klein onze bijdragen ook lijken, God ze kan gebruiken om iets groots te doen. Het laat ook zien dat vertrouwen en gehoorzaamheid cruciaal zijn: de discipelen en de mensen volgden Jezus' instructies, zelfs als ze niet wisten hoe het allemaal zou werken.
Gisteren hebben we nagedacht over wat we kunnen geven. Vandaag denken we niet na over hoe of wat we kunnen doen, maar over of we dit kunnen/willen doen. We zien dat Jezus zowel de jongen als de discipelen inschakelt in dit wonder. Zowel de jongen als de discipelen helpen mee met Jezus 'bediening' Mocht Jezus dit vandaag aan ons vragen, hoe groot is de kans dat we het zouden weg redeneren met bedenkingen als " is dit wel hoe God wil werken?", "Er zijn er toch met grotere talenten dan ik" en meer van dit soort.
We kunnen ons de volgende vragen stellen:
In hoeverre ben ik bereid ingeschakeld te worden?
Kan ik meehelpen met anderen om hun bediening verder te helpen?
In hoeverre ben ik bereid om samen te werken met anderen in Gods plan, zoals de discipelen deden?
Opdracht
Neem vandaag de tijd om na te denken over iets kleins dat je kunt aanbieden aan God, misschien iets dat je eerder als onbeduidend beschouwde. Dit kan een talent, een stukje tijd, een vriendelijk gebaar, of iets materieels zijn. Bedenk hoe God dit zou kunnen gebruiken om een ander te zegenen.
Schrijf vervolgens op hoe je dit concreet kunt doen en zet de eerste stap om het aan te bieden, of het nu binnen je kerk, je gezin, of in je bredere gemeenschap is. Vertrouw erop dat, zoals in het verhaal, God jouw kleine bijdrage kan vermenigvuldigen en grote dingen kan doen.
Laten we ons dagelijks leven zien als een gelegenheid om, net als de discipelen, deel te nemen aan het wonder van Gods voorzienigheid door onszelf beschikbaar te stellen voor Zijn werk.
Beperkt in middelen? 3/5
38 Maar Hij zei tegen hen: Hoeveel broden hebt u? Ga eens kijken. En nadat zij het te weten waren gekomen, zeiden zij: Vijf, en twee vissen.
Overdenking:
In dit vers vraagt Jezus zijn discipelen om te onderzoeken wat ze hebben, hoe klein dat ook mag lijken. Jezus wist wat ze bij zich hadden, maar Hij wilde dat ze zich bewust werden van hun eigen middelen. Hij helpt ons te beseffen dat we vaak denken dat wat we hebben niet genoeg is. We voelen ons misschien ontoereikend, denken dat we niet genoeg talenten, tijd, of middelen hebben om een verschil te maken. Maar Jezus nodigt ons uit om te zien wat we hebben, hoe gering het ook lijkt, en het aan Hem te geven. Het wonder van vermenigvuldiging begint vaak met het besef van wat we in onze handen hebben, en het geloof dat God het kan vermenigvuldigen voor een groter doel.
Opdracht:
Neem vandaag de tijd om na te denken over wat jij in handen hebt. Dit kunnen je vaardigheden, tijd, energie, of andere middelen zijn. Bedenk ten minste drie dingen op die je hebt. Breng deze dingen in gebed bij God en vraag Hem om je te laten zien hoe Hij deze 'broden en vissen' kan gebruiken om een zegen te zijn voor anderen.
Breng ook in gebed Hoe kan je vandaag je 'broden en vissen' kan delen met iemand in nood, of kan investeren in zijn koninkrijk. Vertrouwend dat God het zal vermenigvuldigen?
Wie lost het op? 2/5
Marcus 6:
35 En toen het inmiddels laat op de dag was geworden, kwamen Zijn discipelen bij Hem en zeiden: Deze plaats is eenzaam en het is al laat op de dag;
36 stuur hen weg, zodat zij naar de omliggende gehuchten en dorpen kunnen gaan om brood voor zichzelf te kopen; want zij hebben niets te eten.
37 Maar Hij antwoordde hun en zei: Geeft u hun te eten. En zij zeiden tegen Hem: Zullen wij voor tweehonderd penningen brood gaan kopen en hun te eten geven?
Het interessante aan dit stukje is dat het probleem dat zich stelt, wordt voorgelegd aan Jezus. Hij zal het wel oplossen, is de reflex die we als mensen vaak hebben. We verwachten dat iets of iemand anders ons probleem wel oplost, variërend van een pilletje tegen hoofdpijn tot de kerk die onze problemen moet oplossen. Deze reflex is op zich niet altijd verkeerd, maar interessant is dat Jezus hier laat zien dat we zelf ook problemen kunnen oplossen. De oplossing die de leerlingen bedenken is praktisch en haalbaar, hoewel niet eenvoudig. Ze zou veel tijd kosten en logistieke problemen met zich meebrengen. Onze bedenkselen zijn dus niet altijd het beste antwoord en vergeten wij soms om op God te vertrouwen.
Je voelt het al: er zit een mooie spanning tussen vertrouwen op God en zelf de handen uit de mouwen steken.
Opdracht:
- Hoe reageren wij als we met een groot probleem worden geconfronteerd?
- Zijn we geneigd om de verantwoordelijkheid volledig bij anderen of bij God neer te leggen, of zoeken we ook naar manieren om zelf bij te dragen aan de oplossing?
- Hoe vind ik zelf de balans tussen bidden om hulp en zelf actie ondernemen?
- Jezus moedigt de discipelen aan om iets te doen, zelfs als dat moeilijk lijkt. Hoe kunnen wij in ons eigen leven een balans vinden tussen vertrouwen op God en zelf actief stappen zetten?
- Bid en vraag God om inzicht.
God of ik? 1/5
Marcus 6:30-44 (HSV)
30 En de apostelen kwamen weer samen bij Jezus en berichtten Hem alles wat zij gedaan en wat zij onderwezen hadden.
31 En Hij zei tegen hen: Komt u zelf mee naar een eenzame plaats, alleen, en rust wat uit. Want er waren velen die kwamen en gingen, en zij hadden zelfs geen gelegenheid om te eten.
32 En zij vertrokken in een schip naar een eenzame plaats, alleen.
33 En de menigten zagen hen vertrekken en velen herkenden Hem; en zij liepen daar te voet uit al de steden naar toe en kwamen tegelijk met hen aan en kwamen bij Hem.
34 En toen Jezus uit het schip ging, zag Hij een grote menigte en was innerlijk met ontferming bewogen over hen, omdat zij waren als schapen die geen herder hebben; en Hij begon hun veel dingen te onderwijzen.
We zien hier Jezus en zijn leerlingen die moe besluiten rust te nemen aan de andere kant van het meer. Maar ze worden opnieuw geconfronteerd met een menigte. Jezus besluit uit medeleven te onderwijzen want ze zijn als schapen zonder herder.
In Lukas 9:23 (HSV): lezen we "En Hij zei tegen allen: Als iemand achter Mij wil komen, moet hij zichzelf verloochenen, zijn kruis dagelijks opnemen en Mij volgen."
Dit is precies wat Jezus hier doet, hij is moe, heeft honger en wil rusten , maar hij verloochend zijn eigen verlangens en verkondigt Gods Koninkrijk.
Opdracht:
Denk er over na hoe in jou leven de balans tussen God en je eigen leven is. waar gaat de meeste tijd en energie naarote in je leven en sis dit nuttig? Maar vooral bid dat God je inzicht geeft .
Het is goed jezelf te verloochenen voor God, maar ook dat heeft zijn grenzen. Kan je deze aangeven voor jezelf?